-
1 terrain
terrain [terrẽ]〈m.〉1 terrein ⇒ stuk grond, land, grond2 terrein ⇒ veld, baan4 terrein ⇒ grond, bodem♦voorbeelden:terrain vague • onbebouwd, braakliggend terreinterrain à bâtir • bouwgrond, -terrein2 terrain de jeu • speelterrein, -veldterrain brûlant • gevoelig onderwerp, heet hangijzerterrain glissant • gevaarlijk terrein, glad ijsse faire battre sur son terrain • op eigen terrein, (vak)gebied het onderspit delven, een thuiswedstrijd verliezendisputer le terrain pied à pied, disputer le terrain à qn. • zich met hand en tand verdedigen, geen duimbreed wijkenêtre sur son terrain • op bekend terrein zijngagner, perdre du terrain • 〈 ook figuurlijk〉terrein, veld winnen, verliezenménager le terrain • behoedzaam, diplomatiek te werk gaanreconnaître, sonder, tâter le terrain • het terrein verkennen, aftastendes voitures tout terrain, tous terrains • terreinvoertuigenm1) terrein2) baan, veld3) grond, bodem4) aardlaag -
2 céder du terrain
céder du terrainterrein prijsgeven; 〈 figuurlijk〉concessies doen, water bij de wijn doen -
3 transiger
transiger [trãziezĵee]〈 werkwoord〉2 schipperen ⇒ water bij de wijn doen, concessies doen♦voorbeelden: -
4 идти на уступки
-
5 уступать
v1) gener. afstaan, laten, medegeven, meegeven, resigneren, toegeven, wijken, (iem.) zijn zin geven (кому-л.), achterstaan, bakzeil halen, concessies doen, inruimen, overdoen, overdragen, overlaten, uitwijken, voor (iem.) onderdoen (кому-либо), zoete broodjes bakken, zwichten2) navy. bijbrassen, bijdraaien, overstag gaan -
6 composition
composition [kõpooziesjõ]〈v.〉2 (het) vervaardigen ⇒ (het) schrijven, (het) schilderen, (het) componeren♦voorbeelden:c'est un plat de ma composition • dit gerecht heb ik zelf bedachtentrer en composition avec • tot een vergelijk trachten te komen metvenir à composition • toegeven, concessies doenf5) werk, compositie6) schilderstuk7) proefwerk8) zetwerk9) opstel -
7 sacrifier
sacrifier [saakriefjee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:sacrifier sa vie à qn. • zijn leven aan iemand wijdenv1) (op)offeren2) zich schikken, zich voegen (naar) -
8 lest
lest [lest]〈m.〉1 ballast♦voorbeelden:prendre du lest • ballast innemen〈 scheepvaart〉 sur (son) lest • in, op ballast, zonder lading -
9 jeter, lâcher du lest
jeter, lâcher du lest -
10 venir à composition
venir à compositiontoegeven, concessies doen -
11 Konzession
Konzession〈v.; Konzession, Konzessionen〉♦voorbeelden:jemandem die Konzession entziehen • iemands vergunning intrekken -
12 konzessionsbereit
konzessionsbereit
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский